Woordenboek
Zoals bij elke sport is er een jargon en worden er afkortingen gebruikt. Bijgaand een klein lijstje met de meest gebruikte.
metalen speelbal (de boule, en die boule)
houten doelballetje
een boule wegschieten, terwijl werpbal ongeveer blijft liggen op plek doelbal
een boule wegschieten, terwijl werpbal blijft liggen op plek doelbal
houten doelballetje (ook wel but)
de plaats waar de geworpen boule landt bij een worp
twee tegen twee
een Fanny maken (met 0-13 verliezen)
viertal-team
de speler die een boule het dichtst bij de but heeft, die leg(t)
de speler die een boule het dichtst bij de but heeft, die ligt
individueel (ieder schrijft voor zichzelf in)
partijdeel tot en met alle boules geworpen zijn
plaatst of schiet (bij een drietal)
Nationale Petanque Competitie
een spel tot en met 13 punten
een plaatser
de ring van waaruit geworpen wordt
zestal-team
na een afgesproken tijd (vaak 45 min) wordt de partij beëindigd
een recreatief toernooi van twee partijen op de club
één tegen één
schutter
drie tegen drie
twee tegen drie
een partij niet hoeven spelen
Winter Competitie Doubletten
Zaterdag Middag Competitie
Zomer Competitie Tripletten